Historie

Het uitbrengen van een kleine luxe middenklasser met het chique razoredge design was het persoonlijke idee van directeur Sir John Black. En zijn wil was wet bij Standard-Triumph.
Zo’n Rolls-Royce in zakformaat zou naar zijn mening een schot in de roos kunnen zijn op de lucratieve Amerikaanse markt. Hij droomde dan ook al van een mogelijk  productieaantal van wel 100.000 stuks. Als naam voor de kleine middenklasser koos hij voor Mayflower, net als het schip waarmee in 1620 de eerste Engelse immigranten naar Amerika voeren. Zo’n naam zou naar zijn idee bij de vaderlandslievende Amerikanen zeker in de smaak vallen.
Aan carrosserie fabrikant Mulliners uit Birmingham (waar ook de carrosserieën voor de Renown werden gemaakt) gaf hij de opdracht om zo’n kleine middenklasser te ontwerpen. Ontwerper Leslie Moore van Mulliners kwam in 1947 met een voor Sir John Black acceptabel ontwerp dat later door Standard-Triumph vormgever Walter Belgrove aan de voorzijde nog iets werd aangepast.

Mayflower brochure USA

Binnen Standard-Triumph werd de auto technisch verder ontwikkeld. Voor de motor werd teruggegrepen op de 1247 cc 4 cilinder zijklepper uit de vooroorlogse Standard Flying Ten, zij het dat die nu werd voorzien van een aluminium cilinderkop. De versnellingsbak werd in iets gewijzigde vorm overgenomen van de nieuwe Standard Vanguard. De voorwielophanging was een geheel nieuw ontwikkelde constructie met schroefveren. Een voor die tijd vooruitstrevende constructie die in iets aangepaste vorm later uitstekende dienst zou bewijzen in de sportieve TR2 en TR3. Voor de achteras werd weer een eenvoudige starre as met bladveren gebruikt, afgeleid van de Standard Vanguard. De carrosserie was zelfdragend, waarbij de dragende elementen werden gevormd door twee U-vormige hoofdliggers waarop aan de bovenzijde de wagenbodem werd gelast. Al met al was de nieuwe Mayflower een mengsel van oude en nieuwe techniek, gehuld in een opvallend jasje.

De Mayflower werd op 4 oktober 1949 door een trotse Sir John Black voor het publiek onthuld op stand 142 van de Londense Earls Court Motor Show. De eerste Mayflower rolde overigens pas op 30 juni 1950 van de band in de Triumph fabriek in Canley, Coventry. Daarbij werd gebruik gemaakt van carrosserieën die door Fisher and Ludlow in Birmingham waren vervaardigd.   

Door de fabriek in Coventry werden behalve complete auto’s ook bouwpakketten (CDK-kits = completely knocked down) van de Mayflower vervaardigd die dan in fabrieken elders tot rijklare auto’s werden samengesteld. Zo waren de in Nederland verkochte Mayflowers geassembleerd in de Imperia fabrieken in Nessonvaux bij het Belgische Luik.

Mayflower Drophead Coupé

In 1950 werd als open variant de Mayflower drophead coupé uitgebracht, waarvoor ook
goede mogelijkheden voor serie productie werden gezien. Onterecht, naar al spoedig zou blijken.

In juli 1953 werd de laatste Mayflower geproduceerd. Een directe opvolger had de Mayflower eigenlijk niet. De vanaf 1954 in de Canley fabrieken geproduceerde Standard 8 kan moeilijk als opvolger van de Mayflower gezien worden. Dat was – in tegenstelling tot de vrij luxe Mayflower - juist een zeer karig uitgeruste auto die in een veel lagere prijsklasse opereerde.

Uitvoeringen

Mayflower Saloon

De Mayflower kende twee uitvoeringen, de saloon en de drophead coupé.
De saloon was alleen in 2-deurs uitvoering verkrijgbaar, in standaard of luxe uitvoering.
De enige  af-fabriek te leveren extra’s waren een kachel en een His Master’s Voice autoradio.  
Sommige export markten kenden wat afwijkende specificaties, zoals bredere banden (5.50 – 15), lederen bekleding standaard (of alleen standaard op de voorstoelen), standaard tapijt op de vloer in plaats van rubber matten, enz.  

Van de drophead coupé werden tussen augustus 1950 en januari 1951 slechts tien stuks geproduceerd. Een drophead coupé was in feite een saloon waarvan het dak werd afgezaagd en die vervolgens voorzien werd van een neerklapbare kap en van diverse verstevigingen om de vereiste stijfheid te behouden. Dit omslachtige ombouwwerk vond plaats bij Mulliners in Birmingham. Gevolg was dat de drophead coupé veel zwaarder was dan de toch al niet snelle saloon en uiteraard ook een stuk duurder werd.

 

 

Technische gegevens Mayflower

Maten en gewichten  
Lengte 3,91 m
Breedte 1,57 m
Hoogte            1,57 m
Wielbasis        2,13 m
Spoorbreedte voor 1,17 m
Spoorbreedte achter   1,25 m
Draaicirkel 10,4 m
Gewicht rijklaar 950 kg
Bandenmaat 5.00-15 (Export 5.50-15)
Inhoud benzinetank   45 liter
Inhoud carter 3,4 liter
   
Motor  
Materiaal gietijzeren blok met aluminium kop
Aantal cilinders 4 in lijn
Boring x slag 63 x 100 mm
Cilinder inhoud 1247 cc
Compressie verhouding 6,8:1
Klepbediening            zijkleppen
Vermogen 38 pk bij 4200 rpm
Koppel 8 kgm bij 2000 rpm
Carburatie Solex, enkelvoudig
   
Overbrenging  
Aantal versnellingen 3, geheel gesynchroniseerd
Schakelwijze stuurversnelling
Aandrijving achterwielen
   
Wielophanging  
Voorwielophanging onafhankelijk met schroefveren en draagarmen
Achterwielophanging starre as met bladveren
Schokdempers            telescopisch, voor en achter
   
Remmen  
Voor trommelremmen
Achter trommelremmen
   
Carrosserie  
Constructiewijze zelfdragend, geheel stalen carrosserie
   
Prestaties  
Topsnelheid 105 km/u
Acceleratie 0 – 80 km/u 23,9 sec
Acceleratie 0 – 100 km/u 42,6 sec 
Brandstofverbruik ca. 1 op 12
   
Prijzen (Engeland, 1950)  
Saloon, standaard 505 Pond
Drophead coupé 600 Pond
   
Produktie aantallen  
Saloon (1950-1953) 33.990 stuks
Drophead coupé (1950-1951) 10 stuks
Totaal van alle Mayflowers 34.000 stuks


Chassisnummer
Het chassisnummer (commission number) is ingeslagen in de bovenrand van de kofferbak, net achter de achterklep. Het staat ook vermeld op het typeplaatje dat onder de motorkap op het schutbord gemonteerd is.

Het chassisnummer bestaat achtereenvolgens uit de volgende elementen:
a. De letters TT (die aangeven dat het om een Mayflower gaat)
b. Een getal tussen 1 en ca. 34000 (dat het productie volgnummer aangeeft)
c. Een eventuele tussenletter L (die aangeeft dat de auto links gestuurd is; bij rechtsgestuurde auto’s ontbreekt de tussenletter)
d. Eventueel 2 eindletters (die de nadere type specificaties weergeven)

De bij d. genoemde eindletters kunnen de volgende zijn:
Niets    = saloon in standaard uitvoering
DL     = saloon in luxe uitvoering
CP     = drophead coupé

Voorbeeld: TT 23456 LDL betekent Mayflower saloon in luxe uitvoering met links stuur.

Koetswerk nummer (Body number)
Omdat het koetswerk van de Mayflower elders (bij Fisher & Ludlow in Birmingham) werd vervaardigd, heeft een Mayflower ook nog een apart body number. Dit staat vermeld op een
apart plaatje dat op het schutbord onder de motorkap is gemonteerd. De eerste 2 cijfers van het body number geven het productiejaar aan. Voorbeeld: 532233

Model aanpassingen
Het uiterlijk van de Mayflower is tussen begin en einde productie nooit gewijzigd.
Wel zijn er diverse kleinere technische aanpassingen geweest, alle echter van ondergeschikt belang.

 

Wetenswaardigheden.

De Mayflower heeft binnen het merk Triumph een aantal misschien onverwachte “records” op zijn naam staan:
a. De Mayflower saloon was de eerste Triumph die in massa werd geproduceerd.
b. De Mayflower was de eerste Triumph met een zelfdragende carrosserie.
c. De Mayflower drophead coupé is met 10 geproduceerde exemplaren het meest exclusieve model van alle auto’s die ooit door Triumph werden geproduceerd.

Van het verwachte succes in Amerika kwam niets terecht. Er werden bijvoorbeeld in de USA in vier jaar tijd slechts een paar honderd exemplaren verkocht! Oorzaak was in de eerste plaats de hoge prijs (bijna even duur als een grote Amerikaanse Ford of Chevrolet). Verder was de motor veel te zwak voor de Amerikaanse highways en ook het hoekige razoredge design sloeg maar bij weinigen aan.

Het kostbare avontuur op de Amerikaanse markt had voorkomen kunnen worden als men van te voren een degelijk marktonderzoek had uitgevoerd. Nu was het persoonlijke “goede gevoel” van directeur Sir John Black eigenlijk de enige drijfveer om de Mayflower in Amerika op de markt te brengen. Hij was zelf echter nog nooit in Amerika geweest en ook de ontwerpers van de Mayflower niet.  

Het blijft raadselachtig waarom er nooit een modernere en sterkere (kopklep)motor in de Mayflower is gemonteerd. Standard-Triumph bouwde namelijk zelf ook een  40 pk kopklepversie van de 1247 cc zijklepper en leverde die aan Morgan voor montage in de 4/4 sportwagen! De directie heeft zo’n kopklepper voor de Mayflower in 1950 wel overwogen en zelfs aangekondigd, maar tot realisatie is het om onduidelijke redenen nooit gekomen. Met die kopklepper was de  Mayflower zonder meer aantrekkelijker geweest. Die was niet alleen sterker, maar ook levendiger en zuiniger.

In Australië werd de Mayflower door de importeur ook als pick-up aangeboden. Zo’n pick-up was niets anders dan een door het bedrijf omgebouwde saloon. Totale productie 150 stuks.

Wereldwijd zijn er naar schatting nog enige honderden rijvaardige Mayflowers saloon overgebleven, waarvan minder dan 10 in Nederland.

Van de 10 geproduceerde Mayflowers drophead coupé is geen enkel exemplaar bewaard gebleven.

Aankooptips

De auto is prima geschikt voor het rijden op binnenwegen. Hij laat zich dan zonder veel schakelen plezierig berijden met snelheden tot ca. 70 – 75 km/uur, ook op een bochtig traject. Voelt daarbij aan als grotere wagen. Hogere snelheden zijn vermoeiend door de matige rechtuit stabiliteit (steeds stuurcorrecties nodig), gecombineerd met het beperkte motorvermogen en het gemis van een vierde versnelling (lawaai bij hogere toerentallen). Is daarom eigenlijk niet geschikt voor grote doorgaande wegen of autosnelwegen. Door de naar huidige maatstaven matige remmen moet druk stadsverkeer ook maar liever vermeden worden. Â
Samengevat: De Mayflower is een karaktervolle auto die geschikt is voor aangepast recreatief gebruik.

Bedenk dat een Mayflower bedaagde techniek heeft die regelmatig onderhoud behoeft. De vetspuit en oliekan moeten regelmatig gehanteerd worden.

Mayflowers worden in Nederland of elders op het Europese vasteland maar zelden aangeboden. In Engeland is het aanbod wat groter, mits je natuurlijk geen bezwaar hebt tegen rechts stuur.

Koop bij voorkeur een auto die compleet is en in (vrij) goede staat is. De Mayflower heeft bijvoorbeeld behoorlijk wat chroom en nieuw verchromen is kostbaar. Dat geldt ook voor het vernieuwen van lederen bekleding. Behalve dorpels zijn nieuwe carrosserie delen niet meer verkrijgbaar. Bedenk dat het vinden van (goede) vervanging voor beschadigde of ontbrekende delen (zoals sierstrips, bumpers, grille, enz.) een moeilijke opgave is. Â

Slijtagedelen zoals remmen enz. zijn redelijk verkrijgbaar, al is daarvoor meestal wel wat speurwerk nodig.

Schenk bij aankoop extra aandacht aan de aluminium cilinderkop, een bekend zwak onderdeel van de Mayflower. Oververhitting van de motor en koelwaterverlies kan veroorzaakt worden door een gescheurde kop. Een goed vervangend exemplaar zal lastig te vinden zijn.

De Mayflower heeft vrij dik plaatwerk, maar vooral de onderzijde ontkomt na vele jaren ook niet aan het roestmonster. Het goede nieuws daarbij: de carrosserie zit eenvoudig in elkaar, en de dorpels onder de portieren zijn niet dragend.

Andere eigenaren van Mayflowers kunnen nuttige tips geven op het gebied van onderhoud of restauratie. Overweeg daarom serieus het lidmaatschap van clubs die het type ondersteunen zoals Club Triumph Holland of de Engelse Triumph Mayflower Club. Laatstgenoemde club heeft voor leden een perfect onderdelenmagazijn. Ook via internet zijn nuttige contacten te leggen.

De waarde van een Mayflower zal variëren van ca. 500 Euro voor een bruikbare onderdelendrager of restauratie object tot ca. 5000 Euro voor een perfect gerestaureerd exemplaar.